De vogel is gevlogen; is de verzekeringsadviseur aansprakelijk voor de schade?


13 december '23 - In deze zaak verwijt eiser zijn verzekeringsadviseur dat hij geen dekking heeft onder zijn inboedelverzekering voor de schade van zijn gestolen duiven, die in de loop der jaren een behoorlijke waarde zijn gaan vertegenwoordigen. Namens de adviseur wijst de Vereende aansprakelijkheid af. Eiser stapt vervolgens naar de rechter. Mr. Emel van der Niet-Sunbul heeft als interne advocaat van de Vereende verweer gevoerd namens de adviseur. Hoe is het gegaan?

De casus

Eiser is duivenhouder en heeft een restaurant. In 2011 heeft hij een adviseur benaderd voor zijn zakelijke en privé verzekeringen. Deze adviseur heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een verzekeringspakket bij Reaal, waaronder een inboedelverzekering. Op het polisblad van 2016 staat dat meeverzekerd is “duivensportartikelen excl levende have (…)”. Sinds 2012 heeft eiser diverse successen in de duivensport behaald, waarna de duiven een behoorlijke waarde zijn gaan vertegenwoordigen.

In de nacht van 19 op 20 oktober 2019 slaat het noodlot toe bij eiser. Er worden 112 van zijn postduiven gestolen. Eiser heeft de diefstal gemeld bij Reaal. Reaal heeft de aanspraak afgewezen, omdat levende have niet gedekt is onder de inboedelverzekering. Uit coulance heeft Reaal wel € 2.500,00 betaald.

Op 18 november 2019 heeft de adviseur op verzoek van eiser een offerte aangevraagd voor een vogelverzekering. Die verzekering heeft eiser niet afgesloten.

Een klein jaar later, op 27 oktober 2020, heeft eiser zijn adviseur met betrekking tot deze aangelegenheid aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade door schending van de zorgplicht. De Vereende wijst – in de hoedanigheid van beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de adviseur – aansprakelijkheid af.

Eiser spant vervolgens een procedure aan bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant [1]. Eiser vordert een betaling van zijn adviseur  van € 80.250,- vermeerderd met rente en kosten.

Toetsingskader zorgplicht

De rechtbank schetst eerst het algemene kader van de op een verzekeringsadviseur rustende zorgplicht. In lijn met het arrest van de Hoge Raad Brals/Octan [2] overweegt de rechtbank als volgt:

“De rechtbank stelt voorop dat een assurantietussenpersoon tegenover opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat – kort gezegd – de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die de hem bekende feiten, naar hij als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon behoort te begrijpen, voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben.

Daarbij gaat het om feiten die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. Bij dit laatste geldt dat indien de tussenpersoon niet over voldoende gegevens beschikt of niet ervan mag uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt volledig en juist zijn, hij daarnaar bij zijn cliënt dient te informeren.

De precieze reikwijdte van de zorgplicht is afhankelijk van het de omstandigheden van het geval, met name van de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de opdrachtgever, voor zover die kenbaar zijn voor de assurantietussenpersoon. De zorgplicht strekt zich onder andere uit tot het risico van onderverzekering. De tussenpersoon dient actief te handelen en als deskundige op het gebied van verzekeringen te waken tegen het risico van onderverzekering, door behulpzaam te zijn bij het toetsen of sprake is van onderverzekering en tegen het risico van onderverzekering te waarschuwen.”

 

[1] Rb. Zeeland-West-Brabant 23 augustus 2023 (ongepubliceerd), zaaknummer / rolnummer C/02/402508 / HA ZA 22-559.

[2] HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122 (Brals / Octant).

Oordeel zorgplicht bij de totstandkoming van de verzekering

De rechtbank buigt zich in de eerste plaats over de vraag of de zorgplicht bij de totstandkoming van de inboedelverzekering in 2011 is geschonden. Tussen partijen staat vast dat destijds is gesproken over de duiven van eiser. Eiser stelt dat de adviseur wist dat de duiven op dat moment verzekerd moesten worden; eiser zou  de betekenis van de term ‘levende have’ niet kennen. De adviseur voert aan dat zij eiser er destijds op heeft gewezen dat de duiven niet konden worden verzekerd onder de inboedelverzekering, omdat ‘levende have’ is uitgesloten van dekking.

Volgens de rechtbank vindt de stelling van de adviseur steun in de polis van de inboedelverzekering. Daarop wordt namelijk vermeld dat duivensportartikelen zijn meeverzekerd en dat ‘levende have’ is uitgesloten. Dat de term ‘levende have’ eiser onbekend was, doet daar volgens de rechtbank niet aan af. Eiser heeft tijdens de zitting namelijk ook gesteld dat de duiven tijdens de totstandkoming van de verzekering in 2011 nog geen hoge waarde vertegenwoordigden en dat hij er toen niet bij stil heeft gestaan om de duiven apart te verzekeren. Volgens de rechtbank valt dan ook niet in te zien welke aanleiding de adviseur gehad zou moeten hebben om de informatie die door eiser met betrekking tot de duiven aan haar was verstrekt, te betwijfelen. Gelet daarop, is de rechtbank van oordeel dat eiser een zorgplichtschending onvoldoende heeft onderbouwd.

Oordeel zorgplicht gedurende de looptijd van de verzekering

In de tweede plaats ligt ter beoordeling voor of de adviseur gedurende de looptijd van de inboedelverzekering haar zorgplicht heeft geschonden. Volgens eiser is dit het geval. Eiser stelt dat zijn adviseur heeft nagelaten om gedurende de looptijd van de verzekering periodiek te controleren of zijn polis nog een toereikende dekking bood. De waarde van zijn duiven is volgens hem na zijn successen in 2012 en 2013 verveelvoudigd. De hele gemeenschap zou weten dat eiser succesvol was in de duivensport, inclusief de adviseur. De adviseur heeft verweer gevoerd.

De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens de zitting is gebleken dat de adviseur eiser jaarlijks in zijn restaurant bezocht en dat hij dan de polisbladen in de map van eiser verwisselde. Op de vraag van de adviseur of eiser nog vragen had, antwoordde eiser doorgaans ontkennend en aan een toelichting door de adviseur had eiser naar eigen zeggen geen behoefte. Ook heeft eiser tijdens de zitting gesteld dat hij op enig moment aan de adviseur heeft doorgegeven dat hij een boot en een scooter had gekocht met het doel om deze te verzekeren. Dit betekent volgens de rechtbank dat eiser ervan op de hoogte was dat een wijziging in vermogensbestanddelen door hem moest worden doorgegeven aan zijn adviseur.

Vaststaat dat de waarde van de duiven sinds 2011 is gestegen en dat eiser die waardestijging niet zelf aan zijn adviseur heeft doorgegeven. De rechtbank overweegt dat niet valt in te zien hoe de adviseur in die situatie op de hoogte had moeten zijn van de waarde(stijging) van de duiven. De stelling van eiser dat zijn successen binnen de gemeenschap bekend waren, leidt niet tot een ander oordeel omdat eiser heeft erkend dat hij zijn adviseur in elk geval niet heeft geïnformeerd over de waarde(stijging) van de duiven. De rechtbank oordeelt dan ook dat niet geconcludeerd kan worden dat de adviseur haar zorgplicht tijdens de looptijd van de verzekering heeft geschonden.

 

Auteur
Saskia van Dijke, Senior Jurist beroepsaansprakelijkheid
auteur Saskia_van_Dijke

Tags