Kwartaalupdate juli '21 beroepsaansprakelijkheid


14 juli 2021 - In deze tweede kwartaalupdate van 2021 wordt ingegaan op recente uitspraken inzake de begrenzing van de nazorgplicht, de vraag of een verzekerde som op een AVP toereikend is en het ontbreken van causaal verband.
In de update voor makelaars/taxateurs komt aan bod wat het juridische gevolg is van een tegenvoorstel op het eindbod van een wederpartij. Verder wordt ingegaan op de informatie die een verkopend makelaar aan een niet-opdrachtgever zou moeten verstrekken. Tot slot komt een uitspraak aan de orde waarin eigen schuld is aangenomen bij een afwijkende woonoppervlakte.

Assurantieadviseurs

De grenzen van de nazorgplicht

Bij het bepalen van de dekking van een overlijdensrisicoverzekering (ORV) moest de assurantieadviseur in 2006 een goede balans vinden tussen enerzijds de wens van consument en haar partner om de maandlasten laag te houden en anderzijds hun wens dat de overblijvende partner in het huis zou kunnen blijven wonen. Die goede balans werd voor het overlijdensrisico van de partner gevonden in een verzekerd bedrag van € 150.000,-. In 2012 heeft de adviseur de ORV overgesloten tegen een lagere premie. Nadat in 2017 de partner is overleden spreekt de consument de assurantieadviseur aan en stelt (o.a.) dat de adviseur bij het oversluiten van de ORV in 2012 een nazorgplicht had om te controleren of de verzekerde som van de ORV nog passend was. De Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening Kifid heeft in deze uitspraak van 9 maart 2021 terecht geoordeeld dat de assurantieadviseur bij het oversluiten van de ORV in 2012 niet op eigen initiatief hoefde te controleren of de dekking van de ORV nog passend was. Een dergelijke nazorgplicht volgt namelijk niet uit de toepasselijke wet- en regelgeving noch uit de relevante omstandigheden van het geval. Zoals eerder aangehaald had de assurantieadviseur al geen nazorgplicht om te informeren over de premiedalingen van ORV’s, waardoor de adviseur hier dus al verder was gegaan dan de nazorgplicht meebracht.

 

Toereikende verzekerde som aansprakelijkheidsverzekering

In 2010 heeft de zoon van consument een ongeluk gekregen en daarbij zeer ernstig en blijvend hersenletsel opgelopen. De consument heeft een beroep gedaan op de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP). De aansprakelijkheidsverzekeraar heeft dekking verleend voor de geleden schade en de volledige verzekerde som van € 500.000,- uitgekeerd. De consument vindt dat de assurantieadviseur zijn zorgplicht heeft geschonden door hem niet te adviseren het dekkingsmaximum van zijn AVP te verhogen. Hierdoor heeft de consument meer dan € 400.000,- (onverzekerde) schade geleden. De Geschillencommissie Financiële Dienstverlening heeft in een uitspraak van 28 april 2021 geoordeeld dat niet is gebleken dat de assurantieadviseur in de periode januari 2008 – juni 2010 wist, of had moeten weten, dat het verzekerde bedrag van € 500.000,- ontoereikend was als zich een schadegebeurtenis zou voordoen. Bovendien was volgens de commissie in de periode van 2008 tot aan het ongeluk geen sprake van een trend de dekkingsmaxima bij lopende aansprakelijkheidsverzekeringen te verhogen naar € 1.250.000,- of meer, omdat het oude dekkingsmaximum niet meer voldeed en het aantal claims dat bij verzekeraars werd ingediend met schadebedragen boven € 500.000,- zo opliep dat het dekkingsmaximum verhoogd moest worden.

 

Ontbreken causaal verband

In 2014 overkwam een autocrosser een ernstig ongeval waardoor hij een dwarslaesie oploopt en in een rolstoel terechtkomt. De AOV-verzekeraar heeft terecht polisdekking geweigerd omdat op het aanvraagformulier niet was vermeld dat autocross als hobbymatige sport werd beoefend. Hierop spreekt de autocrosser de assurantieadviseur aan. De assurantieadviseur was aantoonbaar bekend met de hobby van de autocrosser en sponsorde hem zelfs. Daartoe was de bedrijfsnaam van de assurantieadviseur nota bene op autocrosswagen aangebracht. De rechtbank nam in de uitspraak van 19 mei 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:1010) dan ook een beroepsfout aan van de assurantieadviseur. Toch werd de vordering van de autocrosser afgewezen omdat het causale verband niet vaststaat. De autocrosser had weliswaar aangetoond dat hobbymatige autocross activiteiten over het algemeen verzekerbaar zijn, maar er stond niet vast dat een AOV-verzekeraar het risico van deze autocrosser zou accepteren tegen een voor hem aanvaardbare premie. De assurantieadviseur had terecht aangevoerd dat het verzekeren van dergelijke risico’s maatwerk is.

alle voordelen BAVAM-polis

Makelaars en taxateurs

Tegenvoorstel op een eindbod

In deze kwestie hebben de huurders van een horecagelegenheid onderhandeld met de gemeente. De huurders werden bijgestaan door een juridisch adviseur. In een brief van 10 januari 2011 heeft de gemeente voorgesteld dat zij € 180.000 zou betalen voor afkoop van de huurrechten en € 5.000 voor deskundigenkosten. In de brief staat: ‘Dit eindbod doen wij gestand tot uiterlijk 15 februari 2011’. Bij brief van 14 februari 2011 heeft de adviseur namens de huurders bericht dat zij akkoord gingen met het bedrag van € 180.000, maar dat zij voor de deskundigenkosten € 15.000 verlangden en nadere voorstellen gedaan op nog vijf punten. Na verdere onderhandelingen heeft de gemeente te kennen gegeven dat de huurders klaarblijkelijk niet wensten in te stemmen met haar eindbod en dat dit was komen te vervallen. Voor deze kwestie is van belang dat in artikel 6:225 BW het volgende is bepaald “Een aanvaarding die van het aanbod afwijkt, geldt als een nieuw aanbod en als een verwerping van het oorspronkelijke

De huurders spreken daarop hun adviseur aan, omdat er niet voor dit risico is gewaarschuwd. De adviseur stelt dat het ook zonder afzonderlijke waarschuwing duidelijk moest zijn dat het niet zonder meer aanvaarden van het voorstel van 10 januari 2011 het risico in zich droeg dat uiteindelijk een slechter resultaat zou worden geboekt. De Hoge Raad gaat daar niet in mee. Uit dit arrest van 21 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:753) volgt dat onder omstandigheden wel voor dit risico gewaarschuwd moet worden. Omdat u als makelaar veelvuldig onderhandelingen voert namens uw klant, is het goed om hier rekening mee te houden, zodat uw klant goed geïnformeerd kan beslissen op een uitgebracht eindbod.

Informatie aan een niet-opdrachtgever

De Raad van Toezicht van de NVM heeft op 2 april 2021 uitspraak(*) gedaan over de informatie die een verkopend makelaar aan een niet-opdrachtgever zou moeten verstrekken. In deze tuchtzaak heeft de klaagster een bedrijfspand gekocht en zich beklaagd over de verkopend makelaar. De verkoop verloopt snel en pas na het ondertekenen van de koopovereenkomst raakt de koper ermee bekend dat een stuk tuin achter het pand niet bij het verkochte hoort. Dit in tegenstelling tot de kadastrale informatie. Daarover ontstaat een discussie tussen partijen. Vervolgens stelt klaagster de verkoper in gebreke ten aanzien van de levering van het bedrijfspand. De verkoper ontbindt de koopovereenkomst en verkoopt het pand aan een derde. Uiteindelijk koopt klaagster het pand weer van deze derde.

De klacht bestaat uit drie onderdelen. Ten eerste werd de makelaar verweten dat hij onzorgvuldige verkoopinformatie heeft verstrekt. De Raad overweegt dat de makelaar in dit geval zelf ook niet beschikte over de juiste informatie. Hiervan kan de makelaar in de gegeven omstandigheden geen verwijt worden gemaakt. Het ging om een spoedopdracht waarbij direct na de bezichtiging onderhandelingen waren gestart en geen aanleiding bestond te veronderstellen dat er een verschil zou zijn tussen de kadastrale en feitelijke erfgrens. Ten tweede werd de makelaar verweten dat hij had nagelaten om namens de verkoper te reageren terwijl dit zou zijn toegezegd bij de notaris. Tenslotte had de makelaar de verkoper moeten bewegen de koopovereenkomst met klaagster na te komen. Ook deze twee klachtonderdelen werden ongegrond verklaard. Na de afspraak bij de notaris werden beide partijen bijgestaan door advocaten. Hierdoor lag het volgens de Raad niet op de weg van de makelaar nog een reactie te geven over het geschil en de verkoper tot nakoming van de koopovereenkomst te bewegen. Eerder had de Raad van Toezicht Noord ook al overeenkomstig geoordeeld dat er voor de makelaar geen bemiddelende rol meer is weggelegd als partijen zijn voorzien van juridische bijstand.


Eigen schuld bij een afwijkende woonoppervlakte

De Rechtbank Gelderland heeft op 13 maart 2021 een vermeldenswaardig vonnis gewezen (ECLI:NL:RBGEL:2021:2096). De koper heeft de verkopend makelaar aangesproken omdat een woonoppervlakte van 100 m2 was vermeld in de verkoopbrochure terwijl deze 88,2 m2 bedroeg. De rechtbank wijst terecht de vordering af, omdat de koper bij de aankoop in oktober 2016 een marktconforme prijs voor de woning heeft betaald en dus geen schade heeft geleden. De koper had daarbij ook nog een gemiste waardestijging gevorderd, welke eveneens is afgewezen. Tenslotte bevat het vonnis nog een interessante overweging waarin de rechtbank oordeelt dat de koper
de vermeende schade ook aan zichzelf had te wijten waardoor sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. Daarbij gaf de rechtbank aan: “Als het haar inderdaad te doen was om een appartement met minimaal 100 m2 aan ‘gebruiksoppervlakte wonen’ had een simpel van haar te vergen rekensommetje op basis van de in de verkoopinformatie opgenomen tekeningen haar geleerd dat de binnen-leefruimte van het appartement de 88,80 m2 niet zou overschrijden.”


(*) Ondergetekende heeft de beklaagde makelaar als gemachtigde bijgestaan in de tuchtprocedure bij de Raad van Toezicht NVM.

 

Auteur

mr. Arnold van Eijsden, Senior jurist beroepsaansprakelijkheid

Auteur Arnold van Eijsden

Tags